Slotmonoloog uit de voorstelling 'Ik heb je lief' van Toon Hermans
Als ik in m’n eentje door het landschap ga
met boven mij de wolken zo gigantisch groot
en toch zo onhoorbaar stil
Als ik alleen loop op het lege strand
en de schelpjes kraken onder mijn voeten
Als ik ’s morgens in een mooie zomernacht
de ontelbare sterren tel
Als de wind waait rond het huis
en rammelt aan de blinden van de vensters
Of als ie zacht de bloesemtakken wiegt
en het is alsof de appelbomen sneeuwen
Als ik alleen ben een lieve winteravond lang
en de stilte komt op kousenvoeten mijn kamer binnen
Als ik de regen hoor op het dak
of als ik vogels zie in het gras die zich opheffen- zo hoog
En ik kijk ze na tot ik ze niet meer kan zien
Overal is wonder
Als ik sta in de stralende zon met mijn
pet in de hand
en ik speel met het licht en het licht
speelt met mij
en ik zie m’n schaduw bewegen op het pad
Dan beweeg ik mee met het licht en
dan beweeg ik mee met al het leven
Er is wonder
Ook in mij
De bloem in het gras vergaat tot stof
en as
Maar niet de vlam onder mijn huid
Ze gaat niet uit
Het blad verdort als het november wordt
Maar niet de vlam onder mijn huid
Ze gaat niet uit
Ik ben meer dan een lijf met kop en schouders
Ik ben meer dan een romp op een statief
Ik ben meer dan een cadeautje van mijn ouders
Je kunt het horen als je zegt: ‘ik heb je lief’
Kom laten we stil zijn en verder gaan
samen…